Vluchtwegen en nooduitgangen moeten vrij zijn van obstakels. Nooduitgangen moeten altijd kunnen worden geopend. Ook altijd de buitenzijde van nooduitgangen vrijhouden. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen moeten op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen zijn.
Deuren en goede trappen zijn voldoende breed. Trappen niet te stijl (maximale verhouding 4 verticaal op 3 horizontaal); liften dienen nooit als vluchtroute of vluchtweg.
Schuif- en draaideuren niet als nooduitgang gebruiken.
Er is beschikking over adequate noodverlichting. De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, moeten voorzien zijn van een adequate noodverlichting (de noodverlichting aanbrengen boven de vluchtweg). Als noodverlichting niet mogelijk is, moeten de werknemers beschikken over individuele verlichting.
Markeringen zichtbaar aanwezig. De vluchtwegen, de deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen alsmede de nooduitgangen moeten zijn gemarkeerd door signalen. Hiermee wordt gedoeld op aanduidingen, veelal in de vorm van verlichte bordjes, boven nooduitgangen.
Bij de nooduitgangen wordt rekening gehouden met minder validen (dus ze zijn voldoende breed).
Nooduitgangen moeten ook gebruikt kunnen worden door externe hulpverlening.