§ 8.2 VCA 2017/6.0
§ 8.2 VCA 2017/6.0 vraagt het volgende:
Ligt voor wat betreft blootstellingsrisico’s vast voor welke functies en taken en bij tewerkstelling op specifieke werkplekken medewerkers periodiek een medisch onderzoek aangeboden moeten krijgen?
Classificatie van deze vraag */**/P
Wat wil de VCA bereiken?
Voorkomen moet worden dat de gezondheid van de medewerkers bij het uitoefenen van hun taak- en functie wordt aangetast ten gevolge van blootstelling.
Minimumeisen:
- Er moet een inventarisatie zijn gemaakt van doelgroepen met een specifiek medisch risico op basis van de VGM risico-inventarisatie en -evaluatie.
- Er moet een overzicht beschikbaar zijn van de medewerkers die het betreft.
Een gekwalificeerde medische deskundige (Nederland: bedrijfsarts; België: preventieadviseur arbeidsgeneesheer) moet betrokken zijn bij de vaststelling van de gevolgen van de blootstelling. - Bij overschrijding van de waarden worden passende maatregelen genomen.
- De frequentie van het onderzoek moet zijn vastgesteld.
Documenten:
- Inventarisatie van de functies en taken met specifiek medische risico’s (inclusief inhoud van het onderzoek en de onderzoeksfrequentie)
- Overzicht van de medewerkers die het betreft.
Toelichting:
Een van de resultaten van de RI&E (zie vraag 2.1) kan zijn dat specifieke groepen medewerkers blootstaan aan specifieke blootstellingsrisico’s (denk aan bijvoorbeeld aan geluid, fysieke belasting, etc.). Artikel 18 van de Arbowet verplicht werkgevers deze groepen medewerkers periodiek in de gelegenheid te stellen een arbeidsgeneeskundig onderzoek (PAGO) te ondergaan. Doel is om vroegtijdig te signaleren of deze blootstelling lijdt tot gezondheidsschade.
De VCA vraagt hier hetzelfde. Het is tenslotte de bedoeling van VCA om de Arbowet te volgen. Dit is in de 2017/6.0 versie van VCA een stapje explicieter geworden (zie ook §7.2 blz. 18 van de norm waarin staat dat de auditor tijdens de fase 1 audit de “systematiek met betrekking tot opvolging en naleving van relevante van toepassing zijnde wetgeving” moet beoordelen). Dat omvat indirect dus al een verwijzing naar de verplichte PAGO; met vraag 8.2 wordt dit dus expliciet gemaakt.
Als de RIE is getoetst door een kerndeskundige zijn de blootstellingsrisico’s bij de specifieke werkplekken bekend en de bedrijfsarts kan ermee aan de slag bij de PAGO.
Als minimumeis wordt o.a. gesteld dat: “Een gekwalificeerde medische deskundige (= bedrijfsarts (NL) / preventieadviseur arbeidsgeneesheer (B)) is betrokken bij de vaststelling van de gevolgen van blootstelling”.
Betekent dit nu dat de bedrijfsarts betrokken moet zijn bij de beoordeling van de uitkomsten van de PAGO?
Soms wordt door auditoren gesteld dat de bedrijfsarts ook de risico’s uit de RIE beoordeeld en van daaruit de PAGO opstelt. Dit is een te letterlijke toepassing van de tekst. Toetsing van de RIE is een taak van een kerndeskundige (kan een bedrijfsarts zijn, maar ook een gecertificeerde arbeidshygiënist of -hoger veiligheidskundige) en het is niet voorbehouden aan een bedrijfsarts. De bedrijfsarts moet (kunnen) vertrouwen op de kerndeskundige.
Voorbeeld:
Uit de RIE blijkt dat blootstelling aan geluid en fysieke belasting de risico’s zijn. Op basis hiervan wordt een contract afgesloten met een Arbodienst voor het uitvoeren van een PAGO. Deze wordt uitgevoerd door een vragenlijst en gehoormetingen (veelal door een audiciën) en op basis van de resultaten worden medewerkers uitgenodigd door de bedrijfsarts voor een gesprek en specifieke controle van het bewegingsapparaat.
Er moet een overzicht gemaakt worden van die functies met een specifiek medisch risico. Ook uit de RIE kan volgen dat er geen specifieke risico’s zijn.